1 |
Er zitten 3 knikkers in een pot. Er komen 8 knikkers bij. Hoeveel knikkers zitten er nu in de pot?
_______________________11_______________________ knikkers
|
|||||
2 |
In de vissenkom van Jussuf zwemmen 16 visjes. Hij verkoopt 12 visjes aan de dierenwinkel. Hoeveel visjes heeft Jussuf nu nog in zijn vissenkom?
_______________________4_______________________ visjes
|
|||||
3 |
Het muziekkorps bestaat uit 10 muzikanten. 6 muzikanten hebben een trompet. 3 muzikanten hebben een trommel. Hoeveel muzikanten hebben een ander instrument?
_______________________1_______________________ muzikanten
|
|||||
4 |
Amira en Julie gaan hardlopen. Allebei rennen ze 2 kilometer. Hoeveel kilometer hebben ze samen hard gelopen?
_______________________4_______________________ kilometer
|
|||||
5 |
Welk getal is het kleinst?
15 16 19 X 14 |
|||||
6 |
half 11 10 uur half 10 X 11 uur |
|||||
7 |
4 kinderen raden hoeveel snoepjes in de pot zitten. Er zitten 10 snoepjes in de pot. Wie raadt het dichtst bij het antwoord 10?
X Elize: 12 Wessel: 15 Esmee: 5 Mart: 7 |
|||||
8 |
De juf deelt 6 dierenstickers, 2 bloemenstickers en ook nog 4 autostickers uit. Hoeveel stickers heeft de juf uitgedeeld?
_______________________12_______________________ stickers
|
|||||
9 |
De timmerman gebruikt 4 spijkers om een stuk hout vast te maken. Als hij dit doet met 2 stukken hout hoeveel spijkers heeft hij dan gebruikt?
_______________________8_______________________ spijkers
|
|||||
10 |
In de winter wordt het om 5 uur al donker. Hoe staan de wijzers dan?
X
|
Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)