1 |
Maarten koopt een zuurstok voor 90 cent. Hoe kan ze precies gepast betalen?
|
||||||||||||||||
2 |
Elin kreeg voor haar verjaardag 20 euro van haar opa en oma. Van haar zus kreeg ze ook nog 3 euro. Hoeveel is dit samen?
|
||||||||||||||||
3 |
Mohammed krijgt van zijn opa deze briefjes en munten. Hoeveel euro heeft hij gekregen?
_______________________23_______________________ euro
|
||||||||||||||||
4 |
Cato verkoopt kaarten voor een goed doel. Hoeveel euro heeft ze daarmee opgehaald?
_______________________28_______________________ euro
|
||||||||||||||||
5 |
Hailey kiept haar spaarpot leeg. Deze muntjes heeft ze. Hoeveel cent heeft ze?
_______________________95_______________________ cent
|
||||||||||||||||
6 |
Stef stopt 65 cent in het bakje bij het draaiorgel. Welke muntjes kan hij geven?
|
||||||||||||||||
7 |
Jolie heeft klusjes gedaan en verdient geld. Hoeveel euro heeft ze gekregen?
_______________________18_______________________ euro
|
||||||||||||||||
8 |
Lisanne koopt een cadeautje voor haar moeder van 14 euro. Hoe kan ze precies gepast betalen?
|
||||||||||||||||
9 |
Laurens krijgt 1 euro om naar de snoepwinkel te gaan. Hij koopt snoep voor 90 cent. Hoeveel cent heeft hij nog over?
_______________________10_______________________ cent
|
||||||||||||||||
10 |
Laurens koopt een lolly van 70 cent. Hij geeft 1 euro. Hoeveel cent krijgt hij terug?
_______________________30_______________________ cent
|
Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)