Spellingoefenen.nl: Spelling oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Taaloefenen.nl: Taal oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8 Sommenoefenen.nl: Sommen oefenen voor groep 3,4,5,6,7 en 8
Redactiesommen.nl: Cito rekenen met verhaaltjessommen


Naam: ___________________________________       Niveau: Groep 5 - Midden


1
De kaasboer heeft 75 kilo kaas. Hij snijdt dit in stukken van 7 kilo. Hoeveel stukken van 7 kilo heeft de kaasboer?
_______________________10_______________________ stukken
2
Boer Berend heeft 77 schapen. Hij verdeelt ze over 9 hokken. Hoeveel volle hokken heeft boer Berend?
_______________________8_______________________ hokken
3
In een doos zitten 20 chocoladerepen. Deze worden verdeeld over zakjes van 5 repen. Hoeveel repen gaan er in ieder zakje?
_______________________4_______________________ repen
4
De gemeentewerker moet `s zomers in de hele stad 25 bloembakken water geven. Hij doet hier 5 uur over. Hoeveel bloembakken kan hij per uur doen?
_______________________5_______________________ bloembakken
5
In de aula van de school staan 95 stoelen. Deze moeten in rijen van 10 gezet worden. Hoeveel hele rijen kunnen er gemaakt worden?
_______________________9_______________________ rijen
6
Meester Thijs krijgt 50 euro. Daarvan koopt hij nieuwe ballen voor op het schoolplein van 6 euro. Hoeveel ballen kan meester Thijs kopen?
_______________________8_______________________ ballen
7
Ivy koopt met haar moeder voor 36 euro stof op de markt. De stof kost per meter 6 euro. Hoeveel meter hebben ze gekocht?
_______________________6_______________________ meter
8
Oma heeft 32 kilo kersen. Per keer kookt ze 4 kilo. Hoeveel keer moet oma koken voordat alle kersen op zijn?
_______________________8_______________________ keer
9
Leon spaart voor een nieuwe step van 60 euro. Met een keer kranten bezorgen verdient hij 20 euro. Hoeveel keer moet Leon de kranten bezorgen, voordat hij de step kan kopen?
_______________________3_______________________ keer
10
De fietsaccu van Layla kan 75 kilometer mee, voordat die aan de lader moet. De fietsrit naar school is in totaal 7 kilometer. Hoe vaak kan Layla naar school fietsen?
_______________________10_______________________ keer