1 |
Een botenverhuurbedrijf rekent € 350,- af met een klant. De huurprijs voor een bootje is €70,-. Hoeveel boten huurt deze klant?
_______________________5_______________________ boten
|
2 |
Dit seizoen hebben ze bij Mette en Kai thuis 240 liter gebruikt om het zwembad van 60 liter meerdere keren te vullen. Hoeveel keer is het water van het zwembad gevuld?
_______________________4_______________________ keer
|
3 |
De bakker gebruikt 2000 gram rozijnen voor 4 taarten. Hoeveel gram rozijnen gebruikt de bakker per taart?
_______________________500_______________________ gram
|
4 |
In de bibliotheek zijn 294 boeken geleend, verspreid over 6 dagen. Hoeveel boeken zijn er per dag geleend?
_______________________49_______________________ boeken
|
5 |
Femke gaat met haar familie op vakantie en ze moeten 1000 kilometer rijden. Ze verdelen de reis in 2 gelijke delen om tussendoor te pauzeren. Hoeveel kilometer is ieder deel?
_______________________500_______________________ kilometer
|
6 |
De winkelmedewerker moet 294 peren verpakken in zakjes van 6 peren. Hoeveel zakjes met peren kan hij maken?
_______________________49_______________________ zakjes
|
7 |
De conciërge heeft 900 kartonnen bekertjes besteld. Ze komen binnen in 3 dozen. Hoeveel kartonnen bekertjes zitten in iedere doos?
_______________________300_______________________ kartonnen bekertjes
|
8 |
Voor de sportdag moeten alle 200 kinderen van de school verdeeld worden in groepjes van 5 kinderen. Hoeveel groepjes worden er gemaakt?
_______________________40_______________________ groepjes
|
9 |
De binnenspeeltuin heeft na twee uur € 294,- afgerekend. Per kaartje kost het €6,-. Hoeveel kaartjes heeft de binnenspeeltuin verkocht in deze twee uur?
_______________________49_______________________ kaartjes
|
10 |
Jade heeft 190 kilometer op haar kilometerteller staan. Een keer heen en weer naar school is 19 kilometer. Hoeveel keer is Jade heen en weer gefietst?
_______________________10_______________________ keer
|
