1 |
Oma heeft 12 stoofperen. Per taart gebruikt ze 4 stoofperen. Hoeveel taarten kan oma bakken?
_______________________3_______________________ taarten
|
2 |
Ruben moet 82 dozen bezorgen. Op een volle kar kan hij 10 dozen meenemen. Hoeveel keer moet Ruben rijden om alles te bezorgen?
_______________________9_______________________ keer
|
3 |
De schoenenfabriek maakt 24 paar schoenen. Deze worden verdeeld over 3 dozen. Hoeveel paar schoenen zitten er in een doos?
_______________________8_______________________ paar schoenen
|
4 |
Opa heeft 30 snoepjes. Hij deelt deze over 5 kinderen. Hoeveel snoepjes krijgt elk kind?
_______________________6_______________________ snoepjes
|
5 |
Bij juf Nahla in de klas zitten 16 kinderen. Juf Nahla maakt groepjes van 4 kinderen. Hoeveel groepjes maakt de juf?
_______________________4_______________________ groepjes
|
6 |
In de klas zijn in totaal 16 kleurpotloden. Er horen 5 potloden in een potje. Hoeveel volle potjes kan Tygo maken?
_______________________3_______________________ potjes
|
7 |
De slager heeft 24 kippenpoten. Hij verpakt 4 kippenpoten per zakje. Hoeveel zakjes kan de slager maken?
_______________________6_______________________ zakjes
|
8 |
De timmermannen moesten 3 planken één voor één naar de bovenste steiger sjouwen. Ze deden hier 12 minuten over. Hoeveel minuten deden ze over één plank?
_______________________4_______________________ minuten
|
9 |
De bloemist krijgt een bestelling van 66 bloemen binnen. Hij maakt bossen van 10 bloemen. Hoeveel hele bossen kan hij maken?
_______________________6_______________________ bossen
|
10 |
De serveerster heeft vandaag 10 euro aan drinken verkocht. Per glas kostte het 2 euro. Hoeveel glazen heeft de serveerster verkocht?
_______________________5_______________________ glazen
|
Copyright 2024 © Redactiesommen.nl
Privacy beleid
Kijk ook eens op www.rekenspelletjes.nu en bijdeles.online (quiz taal/rekenen/spelling)